“Wat als je peuter bang is voor honden? Begrip, rust en stapjes vooruit” is door Marion Middendorp geschreven voor Peuteren.nl.
Een peuter die verstijft bij het zien van een hond, achter je benen kruipt of begint te huilen nog vóórdat er iets gebeurt. Voor veel ouders is het herkenbaar en soms ook verwarrend. Honden zijn immers vaak lief, gewend aan kinderen en maken deel uit van het dagelijkse straatbeeld. Toch kan angst voor honden bij jonge kinderen heel reëel zijn. Het is geen aanstellerij en zeker geen teken dat je peuter “overgevoelig” is. Angst is een signaal, en juist in de peuterleeftijd is het belangrijk om dat signaal serieus te nemen en er rustig mee om te gaan.

Waarom kan een peuter bang zijn voor honden?
Peuters zitten midden in een fase waarin hun wereld groter wordt, maar hun vermogen om situaties te overzien nog beperkt is. Honden zijn groter dan zijzelf, bewegen onvoorspelbaar en maken geluiden die voor een jong kind moeilijk te plaatsen zijn. Een blaffende hond kan plots hard klinken, een kwispelende staart kan als wild bewegen worden ervaren en een natte neus die onverwacht dichtbij komt kan overweldigend zijn. Zelfs een vriendelijke hond kan daardoor angst oproepen.
Daarnaast kan angst ontstaan door een eerdere schrikervaring. Dat hoeft geen beet te zijn geweest. Soms is één moment genoeg: een hond die plots opspringt, een harde blaf vlakbij of een situatie waarin het kind zich klem voelde staan. Peuters koppelen zulke ervaringen snel aan het geheel. Niet die ene hond is eng, maar “honden” als categorie. Ook verhalen of reacties van anderen spelen mee. Ziet je peuter jou schrikken, oversteken of gespannen reageren bij honden, dan kan hij dat gedrag overnemen. Kinderen leren immers veel door te observeren.
Ten slotte is er nog de natuurlijke ontwikkelingsangst. Rond de peuterleeftijd worden kinderen zich bewuster van gevaar en van hun eigen kwetsbaarheid. Angst voor dieren, het donker of harde geluiden hoort daarbij. Het is een fase waarin het brein leert onderscheid maken tussen veilig en onveilig, maar die afweging is nog grof en zwart-wit.
Wat kun je als ouder beter wel en niet doen?
Het belangrijkste wat je kunt doen, is de angst erkennen zonder die te versterken. Zinnen als “Je hoeft niet bang te zijn” of “Die hond doet niks” zijn goed bedoeld, maar werken vaak averechts. Voor je peuter ís de angst er namelijk al. Door die te ontkennen, voelt hij zich niet begrepen. Beter is het om te benoemen wat je ziet: “Ik zie dat je schrikt van die hond” of “Je vindt honden spannend, hè?” Daarmee geef je je kind woorden voor zijn gevoel en laat je zien dat je luistert.
Tegelijk is het belangrijk om de angst niet groter te maken door zelf overdreven beschermend te reageren. Een peuter die steeds wordt opgetild of weggetrokken zodra er een hond verschijnt, leert onbewust dat honden blijkbaar zo gevaarlijk zijn dat vluchten noodzakelijk is. Rust en voorspelbaarheid zijn hier sleutelwoorden. Jij bent het veilige anker. Als jij kalm blijft, help je je kind om dat ook te leren.
Stap voor stap wennen, in het tempo van je kind
Angst verdwijnt zelden door forceren. Een peuter “even laten aaien” terwijl hij duidelijk aangeeft dat hij dat niet wil, kan de angst juist verdiepen. Wenning werkt het beste in kleine, gecontroleerde stapjes. Dat begint vaak niet met een echte hond, maar met afstand. Samen kijken naar een hond aan de overkant van de straat, een foto in een boek of een rustige video waarin een hond ligt te slapen. Benoem wat je ziet: dat de hond aangelijnd is, rustig loopt, of gewoon zit te wachten.
Van daaruit kun je langzaam dichterbij komen, altijd met jouw kind in de lead. Misschien wil hij eerst alleen kijken, dan naast je staan en pas veel later een hand uitsteken. Alles is goed. Het doel is niet dat je peuter zo snel mogelijk een hond aait, maar dat hij leert dat hij zelf controle heeft over de situatie. Dat gevoel van regie is cruciaal bij het verminderen van angst.
Praat over honden op een begrijpelijke manier
Peuters begrijpen de wereld via eenvoudige uitleg en herhaling. Leg in simpele woorden uit wat honden doen en waarom. Dat honden blaffen om te praten, dat ze soms springen omdat ze blij zijn en dat ze net als mensen ook rust nodig hebben. Door honden minder mysterieus te maken, worden ze voorspelbaarder. Je kunt daarbij ook regels aanleren die veiligheid bieden, zoals dat je een hond altijd eerst van een afstandje bekijkt en dat je nooit zomaar op een hond afrent.
Boekjes en spel kunnen hierbij helpen. Spelen met een knuffelhond, verhaaltjes lezen waarin honden vriendelijk en rustig worden neergezet of samen een hond nadoen door te blaffen en weer stil te zijn. Spel is voor peuters een veilige manier om spannende dingen te verwerken.
Wat als de angst blijft?
Soms houdt de angst langer aan, ondanks geduld en rustige begeleiding. Dat hoeft nog steeds geen probleem te zijn. Niet ieder kind hoeft van honden te houden. Zolang je peuter leert hoe hij zich veilig kan voelen en jij hem daarin ondersteunt, is er geen reden tot paniek. Pas wanneer de angst zich uitbreidt naar andere situaties of het dagelijks leven sterk beperkt, kan het zinvol zijn om hierover te praten met het consultatiebureau of een kinderprofessional. Vaak is een kleine handreiking al voldoende om weer vooruit te komen.
Vertrouwen groeit met tijd en nabijheid
Angst voor honden bij peuters vraagt geen snelle oplossingen, maar aandacht, begrip en tijd. Door je kind serieus te nemen, zelf rustig te blijven en stap voor stap te werken, help je hem om zijn wereld weer iets groter en veiliger te maken. Niet door de angst weg te duwen, maar door er samen doorheen te bewegen. En juist daarin leer je je peuter iets heel waardevols: dat gevoelens er mogen zijn en dat hij er niet alleen voor staat.
Lees ook
Huisdieren en kleine kinderen: een gouden combinatie?
Hoe ga je om met angst voor onweer?
Angst bij kleine kinderen – hoe ga je er als ouder mee om?
Bronvermelding
Afbeelding: 123rf.com












































