Zwanger zijn is op zichzelf al een achtbaan van emoties, lichamelijke veranderingen en nieuwe informatie die op je afkomt. Van de eerste echo tot het doorspitten van lijstjes met babyspullen: er gebeurt veel. En dan komt ineens dat ene zinnetje voorbij tijdens een bloedonderzoek: “Je hebt een negatieve rhesusfactor.” Wacht, wat? Is dat erg? Moet ik me zorgen maken? En wat betekent dit voor mijn baby?
Als je zwanger bent, wordt er in het begin van de zwangerschap standaard onderzocht wat jouw bloedgroep is en of je rhesus positief of rhesus negatief bent. Dat klinkt misschien als een detail, maar het is waardevolle informatie die helpt om jouw zwangerschap zo veilig mogelijk te laten verlopen. Zeker als je rhesus negatief blijkt te zijn en je kindje rhesus positief is, dan kan je lichaam afweerstoffen gaan aanmaken tegen het bloed van je baby.

Wat is de rhesusfactor precies?
In je bloed zitten verschillende soorten eiwitten. Eén daarvan – de rhesus D-factor – zit op de buitenkant van je rode bloedcellen. Als je dit eiwit hebt, ben je rhesus D-positief. Heb je het niet, dan ben je rhesus D-negatief. Ongeveer 84% van de Nederlanders is rhesus D-positief. De overige 16% is rhesus D-negatief.
Je rhesusfactor is erfelijk: je krijgt ’m van je ouders mee. En je leven lang blijft deze factor hetzelfde, hij verandert niet. Voor jezelf merk je er doorgaans niets van. Pas als je zwanger bent, of een bloedtransfusie nodig hebt, kan het een rol gaan spelen.
Waarom? Omdat jouw lichaam antistoffen kan aanmaken tegen bloed dat anders is dan dat van jou. En als jouw baby dan rhesus D-positief bloed heeft, terwijl jij zelf rhesus D-negatief bent, ziet je lichaam dat als ‘vreemd’. En dus kan het reageren met het maken van antistoffen. Niet meteen, maar soms bij een volgende zwangerschap. En dáár zit het risico.
Wat gebeurt er als je lichaam antistoffen aanmaakt?
Het is eigenlijk een soort ‘vergissing’ van het immuunsysteem. Het ziet het bloed van je baby niet als liefdevol eigen, maar als iets dat weg moet. Bij een eerste zwangerschap gebeurt dit zelden vanzelf. Maar bij een tweede of volgende zwangerschap, waarin je opnieuw een rhesus D-positieve baby draagt, kan je lichaam sneller antistoffen aanmaken.
Deze antistoffen kunnen via de placenta naar je baby gaan en daar de rode bloedcellen afbreken. Dat heet hemolytische ziekte van de pasgeborene (HZP), of in het Engels: Hemolytic Disease of the Fetus and Newborn (HDFN). Dit kan leiden tot bloedarmoede, geelzucht of zelfs ernstige schade bij de baby.
Vroeger leidde dit soms tot doodgeboorte of kinderen die ernstig ziek ter wereld kwamen: de zogenaamde “rhesusbaby’s”. Maar dat is gelukkig verleden tijd, dankzij preventieve maatregelen die nu standaard zijn opgenomen in de zwangerschapszorg.
Hoe weet je of je risico loopt?
Bij je eerste bloedafname tijdens de zwangerschap – meestal rond de 8e tot 10e week – wordt gekeken naar jouw bloedgroep én rhesusfactor. Blijkt dat je rhesus D-negatief bent, dan volgt er in week 27 nog een extra test: de zogenaamde foetale DNA-test.
Met die test onderzoekt men via jouw bloed wat de rhesusfactor is van je baby. Ja, dat kan tegenwoordig dus gewoon zonder naald bij je kindje! Als blijkt dat je baby ook rhesus D-negatief is, dan is er geen probleem. Je lichaam ziet het bloed dan als ‘gelijk’ en maakt geen antistoffen aan.
Is je kindje wél rhesus D-positief, dan krijg je in week 30 een injectie met anti-D-immunoglobuline. Dat voorkomt dat jouw lichaam zelf antistoffen gaat aanmaken. Vergelijk het met een soort onzichtbaar schild dat alles rustig houdt. En na de geboorte krijg je, indien nodig, nog een tweede injectie – alleen als blijkt dat jullie bloedgroepen inderdaad van elkaar verschillen.
Hoe werkt die injectie precies?
De anti-D-injectie is een klein wondertje van de moderne geneeskunde. Het bevat kant-en-klare antistoffen tegen rhesus D-positief bloed. Die ruimen eventuele bloedcellen van je baby op die in jouw bloed terecht zijn gekomen, zónder dat jouw lichaam zélf in de actiestand hoeft te schieten. Met andere woorden: je lichaam hoeft zelf niks te doen, want het werk wordt voor je gedaan. Daardoor blijft jouw immuunsysteem ‘onbewust’ van het verschil en maakt het dus geen eigen antistoffen aan.
De injectie zelf is klein en snel gezet. Een beetje alsof je een griepprik haalt, maar dan met een enorm beschermend effect. Door dit op tijd te doen, meestal rond week 30 en eventueel na de bevalling, wordt het risico op rhesusziekte bij je kindje tot bijna nul gereduceerd. En dat is best geruststellend, toch?
Wat als er toch al antistoffen zijn?
In sommige gevallen heeft een vrouw al antistoffen aangemaakt, bijvoorbeeld door een eerdere zwangerschap of een miskraam waarbij geen anti-D-injectie is gegeven. Dan wordt de situatie iets ingewikkelder, maar gelukkig zijn ook hier goede behandelingen mogelijk.
Als blijkt dat je antistoffen hebt, word je tijdens je zwangerschap extra goed gevolgd door een gynaecoloog. Er wordt regelmatig bloedonderzoek gedaan om de hoeveelheid antistoffen in de gaten te houden. Ook kunnen er speciale echo’s worden gemaakt om te kijken of je baby tekenen van bloedarmoede vertoont.
In zeldzame gevallen is er een bloedtransfusie in de baarmoeder nodig – iets wat tegenwoordig steeds veiliger gebeurt. Maar de meeste baby’s maken het gewoon goed, mits het zorgvuldig wordt opgevolgd. Hoe eerder het wordt ontdekt, hoe beter de uitkomst meestal is. Dus wees niet bang, maar wees alert. En vertrouw op de kennis van de zorgprofessionals die dit dagelijks begeleiden.
Wat zijn symptomen van rhesusproblemen bij de baby?
In Nederland worden pasgeborenen standaard gecontroleerd op tekenen van rhesusziekte als daar aanleiding voor is. Een baby met rhesusproblemen kan na de geboorte geel zien (geelzucht), suf zijn, weinig drinken of moeilijk op temperatuur komen. In ernstigere gevallen kan er sprake zijn van bloedarmoede of vochtophoping in het lichaam.
Gelukkig worden deze signalen meestal snel opgemerkt in het ziekenhuis. Een pasgeboren baby met rhesusproblemen krijgt vaak fototherapie – dat is een speciale lamp die helpt de geelzucht af te breken – of een bloedtransfusie als dat nodig is.
Maar laten we eerlijk zijn: door alle preventieve stappen die tegenwoordig worden genomen, komt ernstige rhesusziekte nog maar zelden voor. Het is dus goed om te weten wat de symptomen zijn, maar de kans dat je baby hier écht last van krijgt is door de medische zorg tegenwoordig heel klein.
Even terug naar vroeger: wat zijn rhesusbaby’s?
Voordat de anti-D-injectie beschikbaar was – in de jaren ’60 – kwamen zogenaamde ‘rhesusbaby’s’ vaker voor. Het ging dan om baby’s die al tijdens de zwangerschap of vlak na de geboorte ernstig ziek werden door het afweersysteem van hun moeder. Sommige baby’s haalden het niet. Anderen hadden langdurige klachten, zoals ontwikkelingsachterstand of gehoorproblemen. Vooral bij vrouwen die meerdere kinderen kregen, was het risico groot dat een volgende baby ‘verstoten’ werd door het lichaam.
De komst van de anti-D-behandeling veranderde dat radicaal. Wat ooit een reëel en vaak verdrietig scenario was, is nu een controleerbaar aspect van de zwangerschapszorg geworden. En dat mag gerust een medische mijlpaal genoemd worden. Het laat ook zien hoe belangrijk preventie en vroegtijdige diagnose zijn.
Wat jij zelf kunt doen
Als je net hoort dat je rhesus D-negatief bent, kan dat even slikken zijn. Maar weet: je bent niet ziek, en je hoeft je geen zorgen te maken zolang je goed wordt begeleid. Het belangrijkste wat je kunt doen, is de adviezen van je verloskundige opvolgen en je afspraken goed bijhouden. Stel gerust vragen als je iets niet begrijpt. Laat je niet wegwuiven met vaktaal. Je hebt het recht om te weten wat er gebeurt in jouw lichaam en waarom bepaalde keuzes worden gemaakt.
Daarnaast: zorg goed voor jezelf. Eet gezond, rust voldoende en geef ruimte aan alles wat je voelt. Zwanger zijn met een rhesus D-negatieve bloedgroep is gewoon een variant binnen de grote diversiteit van het menselijk lichaam. En met de juiste zorg is het veilig, liefdevol en net zo bijzonder als elke andere zwangerschap.
Kennis is vertrouwen
Het is een geruststellend idee dat iets ogenschijnlijk kleins – een eiwitje in je bloed – zoveel invloed kan hebben, maar ook dat de wetenschap zover is dat we het kunnen bijsturen. De rhesusfactor is geen reden voor paniek, maar wel iets om serieus te nemen. Dankzij vroegtijdig onderzoek, preventieve injecties en goede monitoring is het risico op complicaties vrijwel nihil geworden. De kans is groot dat jij straks gewoon geniet van je kraamtijd met een gezonde baby in je armen, zonder ook maar iets te merken van die ‘negatieve’ bloedgroep.
Lees ook
Gezonde voeding tijdens de zwangerschap
Boeren en winden tijdens de zwangerschap: gênant of gewoon?
Bronvermelding
Afbeelding: 123rf.com
